7 miljoen jaar evolutie van de mens


7 miljoen jaar evolutie van de mens

Het ontstaan van de oermens

In Afrika ontstond zo’n 7 miljoen jaar geleden uit een gemeenschappelijke voorouder van de Chimpansee en Bonobo de eerste oermens. In miljoenen jaren ontwikkelden zich hieruit veel verschillende soorten mensachtigen (hominiden). De meeste bleven in Afrika maar enkele van deze zogeheten Erectus mensen migreerden vanuit Afrika richting Europa en Azië (Böhme, 2020). In Azië evolueerde deze mens uiteindelijk tot de Denisova en in Europa tot de Neanderthaler.

In de noordelijke Europese streken was de invloed van ijstijden veel sterker dan in Afrika, waardoor met name de Neanderthaler een gedrongen en lichter gekleurd uiterlijk kreeg, aangepast aan de koude omstandigheden. Deze mensen waren trouwens alles behalve primitief, in tegendeel ze leken meer op ons dan we over het algemeen denken. 

Bij alle planten en dieren is evolutie gericht op instandhouding van de soort. De mens onderscheidt zich daarin niet van andere levensvormen. Het succes bij de evolutie van de mens hangt samen met enkele “game changers”, zoals ontwikkelingen in rechtop lopen, handenmotoriek, uithoudingsvermogen, gebruik van vuur en werktuigen, communicatie, samenwerking, kunst en hersenen. Zij was ongekend inventief en flexibel, kon zich makkelijk aan veranderende omstandigheden aanpassen en de omgeving zelfs deels naar haar hand zetten. Hierdoor kon zij zich uiteindelijk overal ter wereld vestigen en vermenigvuldigen. 

Vroege mensachtigen waren hoofdzakelijk planteneters en aten vruchten, bladeren en wortels, nu en dan aangevuld met vlees, meestal aas.
Door klimaatsveranderingen in de afgelopen 5 miljoen jaar werden de ijstijden steeds kouder, waarbij bossen plaats maakten voor toendra’s, steppen en savannen, met een toename van het aantal rondtrekkende kuddedieren tot gevolg. De mens specialiseerde zich gaandeweg steeds meer op het jagen van deze kuddedieren. Ze was de eerste carnivoor die hier op grote schaal jachtwerktuigen zoals speren voor gebruikte. Voor de ontwikkeling van deze werktuigen, het gebruik van vuur, de onderlinge communicatie bij gezamenlijke jacht en het doorgeven van deze kennis was een groter en complexer brein nodig. Door het steeds eiwitrijkere dieet was hier genoeg energie voor. Een bijkomend effect van de slimmere mens was de ontwikkeling van almaar nieuwe en efficiëntere werktuigen. De bal was aan het rollen gebracht. De evolutie had een vliegwiel in de hersenen in werking gezet, een weg terug was niet aan de orde.

Een neveneffect van de hersenontwikkeling was meer angst en onzekerheid, met vragen over de dood, ziekten, de zin van het leven, over wat er na de dood zou gebeuren en over alle onverklaarbare dingen om haar heen, zoals zon, bliksem, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Een tweede effect was het ontstaan van inbeeldingsvermogen als nieuw fenomeen, ze kon zich verplaatsen in anderen, maar ook haar eigen werkelijkheden bedenken, het eerste "fake news" was geboren. Sjamanen boden in hun animistische wereld van magie, rituelen en spiritualiteit antwoorden op al deze vragen, angsten, onzekerheden en onbegrepen omgeving. Het vormde de eerste grote intellectuele prestatie van de mens. 

Het spirituele ontzag voor de natuurlijke omgeving, zoals de aarde, het dieren- en plantenrijk, de rivieren en zeeën, het weer, de zon en maan was enorm, want ze was er volledig van afhankelijk. Ondanks dat de mens steeds hoger in de voedselpiramide kwam voelde ze zich helemaal onderdeel van haar omgeving. Het idee van menselijke superioriteit waar alles om draaide bestond nog niet.

De Homo Sapiens

Zo’n 200.000 jaar geleden vond er in Afrika ’n evolutionaire revolutie plaats.
Uit een oude Erectus mensensoort ontstond de moderne mens oftewel de Homo Sapiens. Deze evolutionaire stap betekende ’n revolutie, de moderne mens zou in de erop volgende 200.000 jaar de hele wereld bevolken. Alle nog in Afrika, Europa en Azië aanwezige oude menssoorten, zoals de Erectus, Denisova en Neanderthaler, zouden door assimilatie verdwijnen, met de moderne Sapiens mens als enig overblijvende. Op het eerste gezicht leken de oude menssoorten in niets te verschillen met de moderne Sapiens mens, ze waren allen jager-verzamelaars, gebruikten al miljoenen jaren werktuigen en vuur en leefden in kleine het land doorkruisende groepen van 20 tot 50 personen. Vanwege het gevaar van inteelt hadden de clans een hele range aan specifieke regels ontwikkeld voor uithuwelijking met naburige bevriende clans, die onderdeel vormden van hun sociale netwerk (vaak ook stam genoemd).

Er is een aantal redenen waarom de moderne Sapiens mens terrein won. Ze maakte nieuwe geavanceerdere (jacht)werktuigen, waardoor jacht en territoriumgevechten met vijandige clans minder gevaarlijk waren. Daarnaast was haar reproductiefactor waarschijnlijk hoger en had ze een groter en hechter sociaal netwerk, wat haar voordeel opleverde in de concurrentiestrijd om het beschikbare voedsel. Ten slotte lijkt het erop dat de moderne mens de kunst van het abstract en verbeeldend denken en communiceren verder had ontwikkeld. Dit is op te maken uit allerlei kunstschatten waarin verbeelding, fantasie en geloof in abstracte zaken steeds meer op de voorgrond trad, kunst als ‘n vorm van symbolische communicatie.

De verbeelding bijvoorbeeld dat een zonnegod de verdeling tussen licht en donkerte regelde was in feite een abstracte fantasie, een geloof, een creatie van zelf bedachte werkelijkheid.
Bij samenkomsten van bevriende clans werden de gecreëerde verbeeldingen en mythes uitgewisseld om hun samenhang te benadrukken. Er werd gepraat, gedanst, gegeten, muziek gemaakt, gezongen, rituelen opgevoerd, gekoppeld, (innoverende)kennis uitgewisseld, magie en kunst beoefend en gezamenlijke besluiten genomen. Dit alles zorgde voor een hechte band tussen de bevriende clans, het zogeheten sociale netwerk oftewel stam.
Leden van een stam waren op afstand te herkennen aan hun uiterlijk, of bijvoorbeeld door versieringen, kleding, tatoeages, littekens of haardracht. Totems of andere iconen werden gebruikt om het stamverband op symbolische wijze te benadrukken, vlaggen bestonden toen nog niet. 

Bij de clans en hun sociale netwerk draaide alles om de egalitaire groep, waar besluiten gezamenlijk werden genomen en alles werd gedeeld. Individuen die hiervan afweken en zichzelf te veel op de voorgrond plaatsten, werden door gesprekken en roddel op hun plaats gezet en als dat niet hielp uitgesloten of zelfs verbannen. Er was dus wel egocentrisme en machtsdrang, maar dat werd in het sociale clansysteem van jager-verzamelaar samenlevingen resoluut de kop ingedrukt.

Identificatie met en het vooropstellen van hun eigen clan en sociale netwerk werd zo sterk vereenzelvigd dat het een vaststaande werkelijkheid leek. We kunnen gerust stellen dat hier de wortels van het huidige racisme liggen.   

Uitzwerming over de aarde 

Binnen 100.000 jaar was geheel Afrika door de moderne Sapiens mens overgenomen.
Daarna volgde de assimilatie van de Denisova mens in Azië. Rond 60.000 jaar geleden arriveerde de moderne mens als eerste menssoort in een “maagdelijk” Australië, dat gedurende de laatste ijstijd door de lagere zeewaterstanden 
vanuit Indonesië via een korte zeereis bereikbaar was. Rond 40.000 jaar geleden waren de Neanderthalers in Europa aan de beurt en verdwenen uiteindelijk door assimilatie van het toneel. Statistische populatiemodellen laten zien dat kleine verschillen in geboorte en sterfte het uitsterven of assimilatie van de in Europa levende Neanderthalers konden veroorzaken. Daarnaast kunnen door de Sapiens meegenomen ziekten en voedselgebrek vanwege overpopulatie ook hebben meegespeeld.

Pas rond 20.000 jaar geleden drong de moderne mens als eerste menssoort door in “maagdelijk” Noord-Amerika en vanaf 15.000 jaar geleden in Zuid-Amerika. Door de destijds 125 meter lagere zeewaterstand in het koudste gedeelte van de laatste ijstijd, was Amerika vanuit Azië gemakkelijk over land of via korte zeetochten te bereiken.
Dit was de eerste keer dat een menssoort, de Homo Sapiens, de gehele aarde bevolkte, een mijlpaal. Deze prestatie is des te groter als we beseffen dat dit plaatsvond in een ijstijd waarin het klimaat continu veranderde. Dit gold niet alleen voor het klimaat maar ook voor de zeespiegel, die tot wel 125 meter in hoogte kon verschillen. Dit huzarenstukje heeft in 200.000 jaar plaatsgevonden, maar valt volledig in het niet bij de gebeurtenissen daarna in de laatste 10.000 jaar.

Uit recent DNA onderzoek is komen vast te staan dat de moderne Sapiens mens in Europa nog ongeveer 2,5% aan Neanderthaler genen heeft (Krause en Trappe, 2020). De blanke huidskleur van de moderne Sapiens mens in Europa kan hier mee te maken hebben, aangezien Neanderthalers blank waren en de uit Afrika binnenkomende moderne Sapiens mens gekleurd. Dit laat bovendien zien dat er sprake was van grootschalige assimilatie.
Ook de Denisova mens in Azië werd door de Sapiens geassimileerd. Hier is zelfs sprake van maximaal 6% Denisova genen in het huidige menselijk genoom.

10.000 jaar geleden, een einde aan het nomadenbestaan

Ongeveer 10.000 jaar geleden diende zich na miljoenen jaren van nomadisch jagen en verzamelen een nieuwe “game changer” aan; de ontwikkeling van landbouw.
De overgang van een nomadische naar een meer sedentaire levenswijze vond eerst nog op kleine schaal plaats in jager-verzamelaar clans die in gebieden woonden waar het hele jaar door een overvloed aan voedsel was, zoals vruchtbare overstromingsvlaktes en kustdelta’s van grote rivieren zoals de Nijl, Eufraat en Tigris, Ganges en de Yangtze. Deze clans waren niet meer afhankelijk van een groot jacht- en verzamelgebied, hoefden vrijwel nooit meer rond te trekken en ontwikkelden een sedentaire levenswijze met permanente nederzettingen. Vanwege de sedentaire levenswijze was het krijgen van veel kinderen geen probleem meer.
Naarmate de bevolking groeide kon er op loopafstand van de nederzettingen met jagen en verzamelen niet meer genoeg voedsel worden verkregen. Dit was aanleiding om de voorheen verzamelde wilde plantensoorten te gaan verbouwen op veldjes in de buurt van hun nederzettingen. Datzelfde gebeurde met sommige voorheen bejaagde wilde dieren, zoals (oer)ossen, ezels, geiten, schapen, varkens en paarden, die in afgerasterde veldjes nabij of in de dorpen werden gedomesticeerd. In eerste instantie ging het vooral om hun vlees of hulp bij jacht, maar later werden wol, melk en trek- of lastkracht steeds belangrijker.
De trigger was dus in feite voedselschaarste, op een bepaald moment lukte het met jagen-verzamelen niet meer om alle monden te voeden. Door het verbouwen van voedsel en houden van vee konden de voorheen kleine clans uitgroeien tot grote sedentaire stammen. Wat betreft bevolkingsgroei was de overstap van een zwervend jager-verzamelaar bestaan naar landbouwgemeenschappen een doorslaand succes, maar zorgde later na een rooskleurige start ook voor allerlei onverwachte nadelen. In een periode van 8 duizend jaar landbouw groeide de wereldbevolking van 5 miljoen naar 150 tot 300 miljoen mensen. Uiteindelijk verspreidde de landbouw zich over de hele wereld, met uitzondering van Australië, enkele pool- en woenstijngebieden en ondoordringbare oerwouden. De overstap naar landbouw bleek onherroepelijk, de weg terug naar nomadisch jagen-verzamelen werd nooit meer gemaakt.

De verspreiding van de landbouw leidde tot strijd en concurrentie tussen land opeisende landbouwers en de van oudsher rondtrekkende jager-verzamelaars. Illustratief hiervoor is dat rond 1500 jaar geleden, lang voordat de eerste kolonisten uit West-Europa arriveerden, de in Zuid-Afrika levende jager-verzamelaar clans van de San door sedentaire koninkrijken van de Khoi-Khoi en later door Bantoe landbouwers richting Kalahari woestijn werden verdreven. Twee eeuwen later zetten de Nederlanders hier voet aan wal en gingen hier in versneld tempo mee door.
Momenteel hebben alle nog bestaande jager-verzamelaar culturen hun levenswijze aangepast aan moderne maatstaven, zoals het gebruik van metaal, plastic, medicijnen en moderne werktuigen. Vaak, zoals bij de Aboriginals, sommige indianenstammen en de San, werd dit verplicht opgelegd door de westerse “beschaving” onder toepassing van extreem veel geweld. In andere gevallen, zoals bij veel Amazone clans, op vrijwillige basis. 

De gevolgen van de landbouwtransitie 

Bij jager-verzamelaars waren het binnen hun territorium gelegen land, onderkomens en spullen eigendom van de clan. Ook wat betreft besluitvorming, specialisatie en handhaving van waarden en normen waren het egalitaire culturen. Woorden als natuur, vrije tijd en privébezit waren voor hun onbekend.
Door de transitie naar landbouw ontstonden grote samenlevingen, waarin vorsten, bestuurders, rechters, generaals en priesters, vaak in één persoon verenigd, en de hiërarchische elite eromheen, zoveel macht hadden dat zij zich niet meer druk hoefden te maken om hun eerste levensbehoeften zoals onderdak, eten en drinken. Zij eisten van hun burgers (onderdanen) inzet bij oorlogen, godsdienstdeelname en belastingen in ruil voor bescherming, ondersteuning en zingeving.
Ondanks de hiërarchische structuur met een machtige en rijke elite, voelden de burgers vanuit een oeroud groepsgevoel nog steeds binding met deze nieuwe landbouwsamenlevingen, ook wel aangeduid met de term "ingebeelde gemeenschap", waardoor deze culturen zonder veel strijd tussen onderlinge burgers konden floreren.
Landbouwers moesten veel langer, eentoniger en harder werken dan de jager-verzamelaars, waardoor er langzamerhand een nieuw begrip ontstond, dat van vrije tijd. Door specialisatie konden sommigen zich onttrekken aan de voedselproductie. Ambachtslieden konden meer produceren dan in de directe omgeving nodig was, wat uiteindelijk tot handel leidde. Lange tijd was transport via water verreweg het efficiëntst, maar daarnaast openden lastdieren nieuwe handelsgebieden.

De sedentaire samenlevingen met dichtbevolkte dorpen en steden en het intensieve contact met dieren vergrootte de vatbaarheid voor ziekten. Door de vele misoogsten en planten- en dierziekten hadden landbouwers bovendien meer kans op hongersnoden, er was voor hen in zo’n situatie geen plan B, terwijl jager-verzamelaars in zo'n geval gewoon verder zouden trekken.

De overstap naar landbouw ligt erg voor de hand, waarom veel moeite doen als rondtrekkende jager-verzamelaar, als je voor hetzelfde geld op één vruchtbare plek kunt blijven, waar gedomesticeerd voedsel in overvloed is. Maar het venijn zit in de staart, de vruchtbare plekken met landbouw raakten al gauw overbevolkt, waardoor landbouwers zich uiteindelijk op minder vruchtbare plekken gingen vestigen. Een terugkeer naar het jagen en verzamelen was niet aan de orde, omdat tegelijkertijd met de landbouwrevolutie samenlevingen waren ontstaan gebaseerd op klassenverschil, hiërarchische macht, geld, privébezit, belastingen, wetten en regels.
Land dat voorheen van iedereen was, moest nu worden gekocht of gepacht van machthebbers. Op deze manier werden veel landbouwers slaven van nieuwe hiërarchische samenlevingsvormen, in het gareel gehouden door wetten, regels en godsdiensten die het hiernamaals verheerlijkten, en die het harde leven op aarde als ’n voorwaarde zagen om na de dood het volmaakte geluk te kunnen ervaren.  

Schrift

Door de introductie van het schrift kon informatie vanaf ongeveer 5000 jaar geleden buiten het menselijk geheugen bewaard blijven. Dit vormde een belangrijke stimulans voor de verdere ontwikkeling van de complexe landbouwsamenlevingen.

Ze groeiden uit tot "hoogontwikkelde" op ongelijkheid, exploitatie en groei gebaseerde zeevarende samenlevingen met wijdverspreide handelsnetwerken en geld als betaalmiddel. In deze landbouwculturen ging egalitaire omgang en besluitvorming over in centralistisch bestuur, recht, ordehandhaving en geloof.

Net zoals vroeger bij de natuurgeloven van de jager-verzamelaars waren de nieuwe landbouwgodsdiensten innig verstrengeld met de samenleving. Als voorbeeld het kastenstelsel van het Hindoeïsme, met vier individuele kasten van priesters, adel (en strijders), handelaren (en ambachtslieden) en arbeiders en een aparte groep onaanraakbaren (slaven).
Het christelijk-feodale systeem vormt de Europese evenknie, met afzonderlijke klassen van geestelijkheid, adel, bestuurders, ambachtslieden, handelaren, horigen en lijfeigenen (slaven). 


Reacties